Steen des aanstoots
– dinsdag 3 maart 2020 –
Vandaag stortregent het voor de achtste dag op rij. Het pad over de heuvel lijkt te aarzelen over wat het vandaag zal zijn: een snelstromende beek of toch een glijbaan. De ochtendwandeling met Pluto heeft veel weg van een modderbad voor varkens. Bij thuiskomst staat Marianne stralend klaar met warm water en een stapeltje handdoeken.
Om niet de rest van de dag in huis te zitten besluiten we honderd kilometer verderop een huis te bekijken. Want daar, in het zuiden, kan het toch zomaar droog zijn?
Anders dan de boerderijtjes die we tot vandaag bekeken is dit een groot en comfortabel ogend huis, met op de verdieping een riant gastenverblijf. We hebben geen afspraak voor een bezichtiging gemaakt maar willen de directe omgeving bekijken.
Onderweg komen we erachter: dit deel van de Dordogne is niks voor ons. Al is het er mooi en in deze tijd van het jaar rustig, alles is duidelijk op het toerisme ingesteld. “Wil jij zes maanden per jaar in een sleurhuttenfile naar de supermarkt?” vraagt Marianne langs haar neus weg en dat is afdoende.
Het huis ligt verderop, in een voor ons wél aantrekkelijk gebied, vlakbij het schattige dorpje Les Lèches. Wanneer we de doodlopende en hellende weg naar het huis oprijden komen we in een wolkbreuk terecht. Gelukkig hebben we foto’s van de makelaar, zodat we straks tenminste een idee hebben hoe het huis er uitziet. Want geen haar op ons beider hoofden die eraan denkt nu de auto te verlaten om te gaan kijken.
Na een halfuur besluiten we maar om te keren en huiswaarts te gaan. Dat dit zo’n zeldzaam moment wordt waarop het jammer is om slechthorend te zijn weet ik dan nog niet.
Bij het keren is het nodig door een ferme plas water achteruit de oprijlaan in te steken. Dat gaat niet helemaal lekker. Een van de achterwielen zakt er ruim een halve meter diep in. Wanneer de auto weer in beweging komt, lijkt het weggezakte wiel te blokkeren. “Je neemt iets mee!” roept Marianne, die wél altijd alles hoort. “Misschien moest jij maar even gaan kijken?” lacht ze er uitnodigend achteraan. Terwijl we tussen de zwiepende ruitenwissers door nog nét zien hoe diverse afgewaaide boomtakken en iets wat op een plastic tuinstoeltje lijkt voorbij drijven schiet ik de auto uit, zie de forse steen die eronder klemt en duik weer naar binnen. “Wat was het?” probeert ze het gedrup van uit kleding op de zitting lekkend water te overstemmen. “Opspattend grind” probeer ik olijk, maar niet overtuigend.
Nadat de wolkbreuk is overgegaan in een bui nemen we de schade op. De kei zit onbeweeglijk klem onder de bodem. De auto omhoog werken is een optie, maar de krik glijdt keer op keer weg in de modder. Onze telefoons hebben hier geen bereik dus pechhulp inschakelen lukt niet. Na enig zoeken blijkt een paar honderd meter verderop een vriendelijke man te wonen die meteen doortastend te werk gaat. Regen kan hem niet deren; hij heeft een fors uitgevallen hydraulische krik en wat planken om daaronder te leggen tegen het wegglijden. De auto komt zo in een oogwenk omhoog zodat ik de steen eronder weg kan trekken.
Het is hier een prettige buurt met louter vriendelijke mensen, vertelt de man nog terwijl we samen de krik terug dragen. Ik geloof hem.
Martijn