Een nagekomen paasverhaal

Een nagekomen paasverhaal

– donderdag 11 juni 2020 –

Zaterdagavond tegen middernacht, de avond voor Pasen. We willen net aan het avondritueel (opruimen, hond uitlaten, lichten uit) beginnen wanneer ik een vreemd geluid hoor. Op hetzelfde moment een harde KNAL en het is donker. Alle lichten uit en de laptop dooft. Het is duidelijk dat de elektriciteit is uitgevallen, maar ik hoor ook iets klateren. Water! In het aardedonker tasten we naar onze telefoons voor licht en naar de zaklamp die bij de voordeur hangt waar we hem altijd nodig hebben om de hond uit te laten, want het is hier echt stikdonker ’s nachts. Bij het schijnsel van de telefoons en de zaklamp zien we dat er in een hoek van de kamer water door het plafond plenst. Op de grond vormen zich al plassen. De net aangeschafte printer zwemt al, die breng ik snel naar een droge plek. Martijn belt Antoine, onze buurman annex huisbaas die allang op één oor ligt en de telefoon niet hoort. Hij gaat naar het buurhuis. De honden blaffen als gekken en uiteindelijk, na veel bellen, roepen en bonzen, komt Antoine slaperig in zijn ochtendjas beneden. Ondertussen heb ik emmers en pannen onder de grootste stromen water gezet en ben met handdoeken in de weer. Laptops, lampen en ander elektrische spullen zijn in veiligheid gebracht. Ook heb ik ontdekt dat het water dat naar beneden komt, warm is!
Het moet de boiler zijn die boven naast de badkamer ingebouwd is. In die boiler zit, of liever gezegd zat, tweehonderd liter water.
Eh, eerst de hoofdkraan dichtdraaien. Die blijkt naast de open haard te zitten. Op de knieën met de zaklamp om het luikje te openen en de kraan dicht te draaien. Dan gauw naar boven om de boiler uit te zetten. Oef, eerst een schroevendraaier zoeken, want er is een houten wandje voor de boiler geschroefd. Inderdaad loopt de boiler leeg. Inmiddels is er water achter de schuifdeuren van de kledingkast gestroomd, dus moeten de schoenen en tassen onderin de kast daar weg. Beneden is het geklater overgegaan in gedruppel. We kunnen verder niets doen, zo midden in de nacht. Morgen is het zondag, Pasen nota bene. Zie dan maar eens iemand te bereiken die dit probleem kan oplossen. We gaan eerst maar eens slapen en zoeken in het donker onze weg naar boven.

Antoine heeft de volgende dag zijn steun en toeverlaat, loodgieter Hugo, gebeld. Die zegt: “vous ne pouvez pas passer Pâques sans électricité ni eau”; jullie kunnen de paasdagen niet door zonder water en licht, dus ik kom zo! Om tien uur, op eerste paasdag, is Hugo bij ons. Geen hand geven, we zitten tenslotte nog niet zo lang in de lockdown en afstand houden. Hugo doet buiten zijn schoenen uit en rent op kousenvoeten naar boven. Hij bekijkt de toestand en rent weer naar beneden, doet zijn schoenen aan, rent naar zijn busje vol gereedschap en haalt er van alles uit. Zo leren we Hugo kennen. Altijd rennend, vriendelijk maar afstandelijk. Helaas heeft de boiler echt de geest gegeven en is repareren geen optie. Hij stelt voor de boiler geheel af te koppelen. Zo kunnen elektriciteit en koud water weer gebruikt en kan er na Pasen een nieuwe boiler worden gekocht en geïnstalleerd. Douchen kunnen we bij de andere gîte die niet verhuurd is.
Een paar dagen later is de nieuwe boiler gearriveerd en rent Hugo weer op zijn sokken de trap op en af. Even later komt hij de nieuwe boiler halen. ‘Nee, ik heb geen hulp nodig’, zegt hij op onze vraag. De boiler omhelzend alsof het een baby is, loopt hij met stevige pas naar boven. Let wel, het ding is 1.80 m hoog en heeft een doorsnede van minstens 60 cm. Een stevig gewicht ook… Een flink getimmer, gekreun, gemompel en vele malen ‘zut!’ en ‘merde!’ volgen. Nog een keer of twintig die trap op en afrennen en zich weer in zijn schoenen te wringen om nog iets uit zijn bus te halen. Een uurtje of twee, drie later roept hij dat het klusje klaar is.

Vol goede moed gaan we verder met huizen bekijken. Al vanaf toen we nog in Emmen woonden stond een huis in Darazac bovenaan mijn favorietenlijst. De foto’s op de website van de makelaar laten een sfeervol jaren ‘40 huis met een grote gastenruimte boven de schuur zien. Martijn echter noemt dit “het spookhuis” omdat hij er kennelijk dergelijke associaties bij heeft. We hebben afgesproken met de makelaar bij de kerk van Saint Privat, een dorp in de buurt. Een vriendelijk ogende man, zoals veel Fransen klein van stuk, staat al op de uitkijk en ziet ons Nederlandse nummerbord al aankomen. Hij komt met uitgestoken hand op ons af. Wij laten merken dat we geen handen schudden in deze tijd en hij verontschuldigt zich uitbundig. Hij is het zó gewend en wij begrijpen dat. Het is hier de gewoonte om, voordat je een huis bezichtigt, een zogenaamde ‘Bon de visite’ te tekenen, het bewijs dat je met deze makelaar het huis bekijkt. Dat doen zij om te voorkomen dat je later rechtstreeks in zee gaat met de eigenaar of met een andere makelaar en deze man zijn provisie zou mislopen. Wanneer Martijn zijn handtekening zet op het Franse formulier, zonder het te lezen, zeg ik “Gefeliciteerd, je hebt zojuist een huis gekocht!” De makelaar, Jean Bernard, vindt dat heel vermakelijk. Hij spreekt redelijk Engels en we spreken af dat hij Engels spreekt en wij Frans, zodat we allemaal kunnen oefenen. We rijden achter zijn sportieve BMW aan naar Darazac, een leuk dorp met een tiental mooie, verzorgde huizen, een Mairie en een trapveldje.
Bij het huis aangekomen komt ook de buurvrouw langs die de sleutels heeft en kennelijk bevriend is met Jean Bernard. Samen laten ze ons enthousiast het huis zien. Ik vind alles prachtig. De vloeren, de gezellige keuken, de mooie bibliotheek, de fantastische bovenverdieping met geweldige badkamer. Ik slurp de sfeer van het huis dat me zo doet herinneren aan dat van mijn grootouders in Breda. Zelfs de geur lijkt hetzelfde. De enorme aangebouwde schuur vol spinnenwebben en daarboven een lichte, mooie gastenruimte met keuken, twee slaapkamers, badkamer én eigen opgang, lijkt ideaal voor familieleden die straks vast willen komen. Jean Bernard wijst ons op de mooie houten raamkozijnen, gaat letterlijk op zijn knieën en maakt een biddend gebaar: “Please, please, do not put in plastic frames!” Hij vertrouwd mij later toe dat hij het huis zo leuk vindt dat hij het aan zijn zoon heeft laten zien. Maar (ja, daar is de maar weer), we hebben afgesproken: een slaap- en badkamer beneden en liefst geen trappen. Er moeten een paar stenen treden naar de voordeur overwonnen en er is geen badkamer beneden. Er moet overal nog dubbel glas in. Het dak moet geïsoleerd. De elektriciteit moet vernieuwd binnen afzienbare tijd. Verder is het huis in een dorp en zijn er enkele buren dichtbij. Ook niet op ons wensenlijstje. Nog wel een tijd over nagedacht, maar na enkele dagen het huis afgeschoten…

De volgende dag al rijden we wéér naar het oosten. Iets noordelijker dit keer, naar Chamberet. Een lief ogend huisje dat uitkijkt over een dal, zo zegt de advertentie. De weg ernaartoe is heerlijk. We rijden door Uzerche waar we net even een verkeerde afslag nemen en ik daardoor ineens een oud stationsgebouwtje herken waar ik jaren geleden langs reed op één van mijn fietsvakanties. Leuk om weer te zien!
Chamberet is een vriendelijk, levendig dorp. Een paar kilometer verderop, in de middle of nowhere, zien we een auto waarbij we even denken dat er niemand achter het stuur zit. Het blijkt de Ierse makelaar die in haar auto het stuur aan de rechterkant heeft. We komen samen aan bij het huis en zijn meteen betoverd door de tuin en het uitzicht. Wát een plaatje, wát een bloemen! Licht glooit de tuin naar beneden waar we een zwembad zien en een uitzicht op een privé dalletje. Zó mooi, dat we niet uitgekeken raken. Bij het stenen huis horen we luid gezoem. Bij één van de ramen met luiken gonst het van de bijen. Er is zich duidelijk een zwerm aan huisvesten. “Ik zal een imker bellen om de bijen te halen” zegt Alice, de allervriendelijkste Ierse. “Please, come let’s have a look inside.” De buitenkant van het huisje is erg leuk met mooie stenen en gezellige terrasjes. Er woonde een oude dame. Ze is overleden en haar dochter heeft het huis te koop gezet. Helaas heeft de dochter duidelijk geen liefde voor het huis, want vooral de binnenkant is erg rommelig, zeg maar gerust een puinhoop. De keuken staat vol afwas, oude verfblikken en andere troep. Het stinkt naar roet. De indeling is onhandig, er zijn veel smalle gammele trapjes, vochtige muren en schimmelig sanitair. Kortom: de binnenkant van het huis is een grote teleurstelling. We kunnen best door de rommel heenkijken, maar van dit huis valt weinig te maken, behalve door alle muren eruit te halen en een hele nieuwe indeling te maken. Dan nog is het te klein om logees te ontvangen en gaat het ons budget te boven om dit aan te passen aan onze wensen. We verlaten, met gemengde gevoelens, een klein paradijs.

Marianne

mijn favoriet, het “spookhuis”
bibliotheek
de entree
slaapkamer op de verdieping
woonkamer
stationnetje van een van mijn fietsvakanties
de buitenkant van het huisje is erg leuk
mooie stenen en gezellige terrasjes
vorig verhaalvolgend verhaal

Don`t copy text!