Dag in de war
– maandag 9 maart 2020 –
Onze wandelingen gaan volgens een vast stramien. Ik ben degene die wandelt. Pluto intussen rent, ragt en sprint onvermoeibaar heuvel af en terug heuvel op, achter ballen die ik naar beneden slinger.
Vanmorgen, nét de neus buiten de deur en de boer van de overkant wil weten wat voor hond Pluto is? Tasmaanse prethond mag een fantasieras zijn, het klinkt opgewekt en een druilerige ochtend als deze kan wel wat vrolijkheid gebruiken. Maar het antwoord “C’est un vrai chien amusant tasmanien” lijkt hem niks vrolijker te maken. Wie weet heeft hij zijn dag niet?
Wie ook zijn dag niet heeft is Pluto. Bij thuiskomst heeft hij een diepe snee onder een voorpoot. Nadat de wond is uitgespoeld en gedesinfecteerd gaat er een verbandje om. Twee dagen verplichte rust voor de oude baas.
Oud, werkelijk stokoud worden zit bij Marianne in de familie. Ik hoop dat een beetje bij te kunnen benen. Maar moet je zoiets in een eeuwenoud pand willen doen? Het huis uit “Lijk in de kelder” heeft zóveel indruk gemaakt dat vergelijken met andere oude huizen op dit moment zinloos is. Eerst willen we daarom, behalve op de charmes van een woning, vooral ook op het comfort letten. Die veranderde focus kost wél moeite! Het voert ons straks naar een opgeknapt huis uit de jaren ‘70. Op een mooie locatie met een bijna 360º panorama.
Nog voor vertrek blijkt Pluto pijn te hebben, reden om de bezichtiging af te zeggen. Onze dierenarts raadt een pijnstiller aan die snel effectief blijkt. Wat doen we nu met de rest van de dag? De ochtend is nog niet eens om. We kijken elkaar aan en grinniken: “Dag in de war!”
In de jaren ‘70 had de VPRO een radioprogramma met die naam. Mensen werden op weg naar hun werk gestrikt om iets anders te gaan doen. Dat eindigde steevast in een onverwachte situatie, vaak ook met een mooi verhaal.
Ons spelletje “Dag in de war” loopt vandaag lekker. Vrolijke gesprekken met af en toe ingevingen die we dan direct volgen: we zouden nog scrabbelen, een oude vriend moet nodig gebeld.
Na een verlate lunch die pas om vijf uur, dat mag met dit spel, begint is het een mooi moment om even te gaan liggen. Maar nauwelijks in slaap klinkt er luid gebonk op de deur: de ezels zijn uitgebroken!
De ezels uit de wei aan de overkant hebben duidelijke karakters. Naar hun gedrag hebben we ze Komrij, Dik Trom en Afrojack genoemd; de vierde moet het nog even zonder naam stellen. Maar ze zijn nu uitgebroken en het wordt al donker. Eenmaal buiten blijken er wel zes mensen op de been om de ezels op te sporen, ze terug te voeren en het verkeer te waarschuwen.
Marianne straalt in noodsituaties rust uit: zij benadert ze waar mogelijk als een sociaal gebeuren. Ook nu is zij op haar best. Doodgemoedereerd maakt ze midden op de weg een praatje met de boerin. Uit mijn ooghoek zie ik nog nét hoe zij zich met een perfect uitgevoerde Wuhan-handshake voorstelt aan de boer. Eigenlijk verbaast het me nog dat ze geen stoeltjes langs de weg zet en iedereen soep aanbiedt, die ezels kunnen toch wel even wachten?
Over de ezels gesproken: Dik Trom komt in draf naar me toe om te zien of ik wortels bij me heb. Na een korte knuffel loopt ze luid mopperend richting huis waarbij de rest van het stel haar al volgt. De boer hoeft alleen het hek maar open te zetten.
Martijn